Opmerkingen |
Levensberigt van wijlen N. Numan, onderwijzer te Baarn.
Op den 22 Junij ll. overleed te Baarn, in den gezegenden ouderdom van 89 jaren en 5 maanden, de sedert den jare 1829 rustende onderwijzer Nicolaas Numan, algemeen in gezegde Gemeente geacht, om zijne kunde en braafheid. Hij werd, den 31 Januarij 1752, te Naarden geboren; zijne eerste opleiding was verre af van wetenschappelijk te zijn; dan, door omstandigheden er toegebragt zijnde, om zich tot den onderwijzerstand te bepalen, bevlijtigde Numan zich zo zeer, dat hij, op zijn 26e jaar, geoordeeld werd de bekwaamste te zijn dergenen, welke naar den opengevallen post van onderwijzer te Baarn dongen, en aldaar gevestigd zijnde, zich weldra kennen deed, als een ijverig en naauwgezet onderwijzer.
Dat hij aan de door hem gevolgde leerwijze niet uitsluitend gehecht was, maar de daarin gemaakte vorderingen wist te waarderen, bewees hij, toen hem, in reeds gevorderden leeftijd, zijn verdienstelijke opvolger J.A. van Dapperen, als hulp-onderwijzer, werd toegevoegd, daar hij, in plaats van aan de invoering der nieuwe verbeterde leerwijze moeijelijkheden in den weg te leggen, alles verwijderde, wat den goeden gang der werkzaamheden kon storen, en dezelve, zoo veel in zijn vermogen was, volgde, met zulk eenen ijveren goed gevolg, dat hem, bij gelegenheid van een openbaar examen van de leerlingen zijner school, op den 26 Junij 1820, welk examen door onzen geƫerbiedigden Koning, den toenmaligen Prins van Oranje, en heer van het domein, met Hoogstdeszelfs tegenwoordigheid vereerd werd, de bijzondere gunst te beurt viel, dat hij, door den Districts-Schoolopziener, namens zijn Exc. den Minister van het onderwijs, met een boekgeschenk vereerd werd.
Nadat Numan 51 jaar zijne betrekking als onderwijzer met waardigheid had vervuld, verlangde hij naar rust, en verkreeg hij, bij een rijks pensioen, eene behoorlijke toelage van de Gemeente, om zijne overige levensdagen onbezorgd te kunnen ten einde brengen.
Schoon uit alle betrekkingen tot de school ontslagen, toonde hij immer de warmste belangstelling in alles, wat den bloei van het onderwijs betrof, en wijdde, bezield met dat echt godsdienstig gevoel, dat den waren Christen kenmerkt, zijnen verderen leeftijd, tot aan zijn dood toe, aan het welzijn der kinderen. Die zijnen raad, bestuur of hulp behoefde, verliet hem nimmer ongetroost.
Die met hem ongingen verliezen in hem eenen trouwen vriend; zijne huisgenooten, daar hij zijne kinderen verloren hebbende, geene eigene familie om zich heen had, eenen vader, en de Gemeente eenen man, die, als onderwijzer, mensch en christen, aller hoogachting wegdroeg.
Als zoodanig herinnerde dan ook de Leeraar der Gemeente zijnen toehoorders, in eene opzettelijk daartoe ingerigte leerrede, op den eersten Zondag na het overlijden van den edelen Numan, 's mans verdiensten, met eene gepaste opwekking, om hem in handel en wandel na te streven.
Bron: Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de lagere scholen in het Koningrijk der Nederlanden, 1841. | |